maandag 25 april 2016

Het huis

“Hier woonden ze”. Ik wijs mijn man het huisje aan in een straat van Nieuw Weerdinge. Het staat samen met de andere huisjes uit de straat op de nominatie om gesloopt te worden. De ramen zijn met houten schotten dichtgetimmerd. Toch zie ik door het afgesloten raam mijn oma bij de gaskachel staan. Haar gezicht licht op als ze ons aan ziet komen. “Ha! Daar zijn jullie”, zegt ze als ze ons binnenlaat en knuffelt. De gang is koud en ruikt naar rollade. Mijn opa is slager geweest. Er staat altijd wel iets te sudderen op het vuur. Ik hou van rollade, ik hoop dat we straks een stukje krijgen. In de woonkamer is het knus en warm. Mijn zus en ik vergapen ons eerst aan de gaskachel. Die vlammetjes, zo warm, zo grillig, zo gevaarlijk, zo boeiend. Als we klaar zijn gaan we met de blokken en de auto’s. Ik hoor  opa tegen papa zeggen: “Kom, ik laat je even zien hoe je een rollade knoopt” en dan zie ik papa, gebogen over het lage aanrecht, zwoegen op de touwtjes van de rollade. Hij vindt het moeilijk. Opa doet het nog maar eens voor. Oma zit in haar stoel en breit. Ze breit altijd. Breien, breien, breien. Ik lees de boekjes van Bruintje Beer, maar niet die met die zilvergrijze kaft. Die vind ik eng. Oma gaat boterhammen smeren. Ik zorg dat ik erbij ben, want ze haalt de kaasschaaf met de hendel uit de kast en dat wil ik niet missen. Meestal mag ik ook even met de kaasschaaf en altijd krijg ik een plakje kaas. Waarom hebben we thuis niet zo’n leuke schaaf? Na het eten doe ik mijn rolschaatsen aan en ga ik opa achterna die in de tuin gaat werken. “Alsjeblieft geen tuinbonen aan ons meegeven, opa”, zeg ik in gedachten, want die zijn echt vies en taai. Dan ga ik heel hard rolschaatsen. Best lastig op de ongelijke tegels, maar ik kan dat en zal dat eens even showen. Ik val. Mijn knie bloedt. Oma doet er een pleister op en… We krijgen een ijsje. In de vriezer liggen twee grote ijsworsten waar we een plakje van krijgen. Oma doet het tussen twee wafeltjes. Het feest is compleet. De pijn vergeten. Bij het avondeten krijgen we eindelijk rollade. Als we voor het slapen gaan onze tanden moeten poetsen kijk ik eerst voorzichtig om het hoekje van de badkamer of de groene sprinkhaan ook op de spiegel zit. Hij zit er. Ik gruw ervan, maar moet toch binnen mijn tanden poetsen. In de logeerkamer staan twee bedden dicht op elkaar. Het is er ijskoud, dus we duiken er gauw in. Oma stopt ons superstrak in. Dat kan alleen oma. Papa en mama geven ons nog een kus. Wij bewegen ons niet in het aardedonker. We willen zo lekker strak ingestopt blijven. De volgende ochtend ga ik bij opa kijken hoe hij zich scheert. Hij is niet bang voor de groene sprinkhaan, want hij houdt zijn gezicht vlakbij de spiegel. De sprinkhaan zou zo op hem kunnen springen. “Opa, pas op voor die sprinkhaan!”. “Hm”, bromt opa, “die doet niks”. “Maar waarom zit hij daar altijd?” Opa mompelt iets norsigs dat ik niet versta. Opa zegt eigenlijk nooit zoveel. Na de koffie gaan we weer. “Wil je nog iets uit de tuin mee?”, vraagt opa aan papa. “Geen tuinbonen, geen tuinbonen”, denk ik, “en al helemaal geen rabarber. Zeker geen rabarber”. “Doe ons maar een rollade mee, opa”, wens ik in stilte. We vertrekken met tassen vol tuinbonen en rabarber. De buurvrouw rent nog snel naar buiten om papa wat maggiplanten te geven en dan rijden we echt weg. We zwaaien door de achterruit naar opa en oma die steeds kleiner worden. Dag opa en oma. Dag huis met je warme woonkamer, je badkamer met sprinkhaan, je logeerkamer met de koude strakke bedden, je tuin met het moeilijke rolschaatspad en de kas van opa, je keuken die altijd naar rollade ruikt, je gaskachel met de mooie vlammetjes.

Dag huis!

maandag 4 januari 2016

Badstoeltje

Ooit had ik een kat, Jimmy. Op een dag kwam ik thuis en begroette hij mij met een hemelsblauwe snuit en twee eveneens prachtige blauwe voorpootjes. Hij had lekker van mijn olieverf zitten smullen. Zijn hemelsblauwe voetsporen liepen door heel mijn flat. Ze zaten overal. Nice.
Ik overzag de bende en dacht:" Nou ja. Die kat kan niet zo blijven. Even afspoelen." Dus, de kraan aan met lauw warm water, de kat stevig vastpakken in zijn nekvel en boenen maar. Tenminste ik dacht dat het zo zou gaan, maar tot mijn grote verbazing werkte Jimmy totaal niet mee. Sterker nog, hij wrong zich, terwijl hij aan zijn nekvel in het luchtledige hing, in de meest vreemde bochten. Hij zette zelfs zijn achterpoten aan weerszijden van de gootsteen en verzette zich uit alle macht. Het drong op dat moment nog steeds niet tot mij door dat de meeste katten niet van water houden en zich niet zonder meer laten afspoelen, dus ik was oprecht verbaasd dat dit gebeurde en deed nog een paar verwoede pogingen om hem onder de straal te krijgen. Om een lang verhaal kort te maken; die verf moest eraf slijten.
Dit voorval speelt door mijn hoofd nu ik mijn baby van elf maanden in zijn badstoeltje probeer te zetten. Ik moet dit doen vanuit een onmogelijke hoek. Mijn zoontje verheugt zich al op het water en begint vrolijk te trappelen. Op het moment dat ik hem laat zakken tot aan het badstoeltje strekt hij zijn lichaam in mijn armen en zet zijn voetjes aan beide kanten op het badstoeltje. Ik til hem een stukje op zodat zijn voetjes weer los komen en probeer het opnieuw. Ondertussen zweet ik al behoorlijk. Ik sta in een hoek van negentig graden gebogen over de badrand en mijn zoontje moet met zijn beentjes naar rechts in het badstoeltje. Nog een poging. Mijn zoontje grinnikt, trappelt, steekt een been naar voren en buigt een knietje zodra hij het stoeltje raakt. Fantastisch. Nu zit hij klem. Ik wrik en wring om hem uit zijn benarde positie te bevrijden. Het zweet loopt nu over mijn rug. Nieuwe poging. Mijn baby vindt het nog steeds grappig. Er zijn namelijk nog honderdduizend andere manieren tijdens deze transfer om ervoor te zorgen dat je verkeerd in het badstoeltje terecht komt. Mijn zoontje probeert ze allemaal uit. Wat dacht je bijvoorbeeld van "met twee benen in één gat van het stoeltje?" Of "draai alvast halfom terwijl je nog in het luchtledige hangt onderweg naar het badstoeltje?" Dan kom je omgekeerd in het badstoeltje terecht. Te gek!
Uiteindelijk zit hij er goed in. Ik zit met klotsende oksels naast het bad en dan moet het badderen nog beginnen. Bovendien...moet hij ook weer een keer uit het badstoeltje. *zucht*

zaterdag 7 september 2013

Anna

"Hoe heette jouw oma?", vraagt de huisarts. "Annie", pers ik met moeite langs de brok in mijn keel. Het is koud tien minuten geleden dat hij met zijn stomme zaklampje in haar ogen scheen. " En waar is ze geboren?". Geboren? Ooit zal ze ergens geboren zijn, maar het enige dat ik nu weet is dat ze dood is en ik ook. Ik hou zoveel van haar. Het kan niet zo zijn dat zij weg is en ik hier zit. Ik moet wel dood zijn. "Ik weet het niet", zeg ik tegen de huisarts.
Gisteren zaten wij hier nog samen in de kamer. Ze had zich, met longontsteking en al, uit bed gesleept. "Het is niet goed om de hele tijd maar op bed te liggen". Vervolgens deed ze een vergeefse poging om de Libelle te lezen, maar ze had de kracht niet meer om "dat zware rotboekje" op te tillen.
Vanochtend heeft ze nog moeizaam ontbeten. Ik heb haar samen met de thuishulp gewassen en verzorgd. "Zie ik u na het weekend weer vrouw Soer?", zei de hulp bij het weggaan. "Ik denk het niet", zei mijn oma en blies haar laatste adem uit.
Nu is ze dood. Ik wil me gierend van ellende, handenwringend, haaruitrukkend en kleerscheurend ter aarde storten, maar er is geen aarde meer. Er is geen vaste grond onder mijn voeten. Er is alleen nog zwart waar ik niet in kan bestaan. Wanhopig vraag ik me af hoe het nou moet zonder aarde. Laat mij ook sterven, alsjeblieft.
"Oma heette Anna", zegt mijn moeder. Ik check het even bij haar omdat ik twijfelde. "O", zeg ik "dan staat het verkeerd op de overlijdensakte". Vandaag vier ik mijn verjaardag. Dat zouden we samen doen. Als ze het nog vier dagen had volgehouden dan was ze hier geweest. Dan waren we samen jarig, maar iemand die dood is kan niet jarig zijn. Ik dus eigenlijk ook niet. Toch eet ik van een gebakje dat smaakt naar karton. Iedere hap die ik naar binnen werk verdwijnt in een grauwe soep waar ik reddeloos in ronddrijf.
Ik pak mijn cadeautjes uit. Door een dikke grijze mist in mijn hoofd zie ik dat ik van mijn zus een parfum bon heb gekregen. Fijn. Er zit een proefmonstertje bij. Ik spuit wat van het spul op mijn polsen en in mijn hals. Een lieflijke geur dringt door de grijze mist en wervelt om mij heen. Ik inhaleer diep en snuif troost op. De soep lijkt ineens minder grauw. De mist lost een beetje op. Ik kijk naar het flaconnetje. Hoe heet deze geur? Het duurt even voordat ik door de mist heen kan kijken, voordat ik kan lezen wat er staat.
Anna.

zaterdag 24 augustus 2013

Zij is er niet



Plotseling zie ik haar ring op tafel liggen en slaat de realiteit als de bliksem in. Ze hebben hem haar afgedaan. Paniek maakt zich van mij meester. Dit is verkeerd. Die ring, zonder haar. Dat trek ik niet. Ik wil met haar mee waarheen ze ook gaat.
“Als ik dood ben, huil er maar niet om hoor”, zegt ze met een lachend gezicht, “want dan zie ik AL-LES!” Ze maakt met haar armen een wijds bevrijdend gebaar. Ik weet dat ze gelijk heeft en ik wil natuurlijk niet dat ze me ziet huilen, maar door die ring breek ik in stukken uiteen. Ik zak weg in een duistere verlatenheid die zijn weerga niet kent. Wanhopig zoek ik haar. Innerlijk roep ik haar. Er komt niets. Zij is er niet meer.
Twee jaar later sta ik in haar appartement. Het kost me moeite daar te zijn. Alles daar is zielloos zonder haar. De slaapkamer is al verbouwd. Het lijkt in niets meer op de oude vrouwenkamer die het ooit was. De woonkamer is nog hetzelfde. De orchideeën in de vensterbank bloeien alsof ze jubelen “Kijk ons eens, wij bloeien wel door met of zonder haar”. Ieder porseleinen kattenbeeldje krast aan mijn verdriet als een gloednieuw schuursponsje op autolak. Ooit hield ik van deze dingen in dit appartement, want zij zat op die stoelen aan die tafel. Zij stofte de kattenbeeldjes af en verzorgde de orchideeën. Zonder haar zijn deze dingen gewoon dingen. Kale lege zielloze stille dingen.
Het is zo stil sinds zij er niet meer is. Innerlijk roep ik haar. Ik smeek haar om een teken. Er komt niets. Zij is er niet.
“Wil jij hier nog wat van uitkiezen? Het zijn alle sieraden van oma. Mama en ik hebben al wat dingen verdeeld. Kijk gerust of er wat voor je bij zit”. Mijn tante geeft me twee jaren vijftig etuis met een rits. Bewaarde oma hier haar sieraden in? Nooit geweten.
Op het moment dat ik het bovenste etui open doe dwarrelt er iets uit. Het landt voor me op tafel. Ik draai het om en zie een fotootje van mijzelf, een mollige jaren 70 kleuter met een schattig jurkje aan en groene strikjes in het haar. Een spoor van kippenvel trekt door mijn lichaam en ik voel haar. Zij is helemaal om mij heen. Ik hoor haar “Wat vind je daar nou van?” vraagt ze en “Je kunt je wel slap lachen”. Twee van haar gevleugelde uitspraken.  Ze grinnikt om mijn verrastheid. Ik zie haar. De twinkeling in haar ogen die ze altijd had vooral op momenten zoals dit als ze een, volgens haarzelf , goede grap had uitgehaald. Dit is echt haar moment. De diva in volle glorie. Ze omringt me met haar liefde, tilt me op. Samen zwieren we rond. “Zie je”, zegt ze, “ zo heb ik je altijd bewaard. Bij alles wat me het meeste dierbaar was. Daar hoor jij thuis".

zondag 23 september 2012

Tasje


Het is bijna Moederdag en ik weet het perfecte cadeau voor mijn moeder. Ik ga een tasje voor haar haken, een rond tasje voor bij haar witte rok met rode strepen. Eigenlijk heb ik het liefst dat mijn moeder altijd in rokken of jurken rondloopt. Het maakt haar nog mooier en wie wil er nou niet mooi zijn? Toch draagt ze ze maar heel weinig. Jammer. Als ze een mooi zelfgehaakt tasje krijgt dan moet ze wel vaker die mooie rok met rode strepen aan. Wat een briljant idee van mij! Ik begin meteen met een restje rode wol dat ik nog had. Ja ja dit wordt echt leuk hoor!
Wacht eens! Ik koop een rolletje Rang voor haar en dat doe ik dan in het tasje. Zo wordt ze dubbel verrast. Met een tevreden gevoel over mezelf maak ik het tasje af. Voor een gulden koop ik een rolletje Rang en dat doe ik in het tasje. Het tasje verstop ik in mijn kast. Ziezo. Klaar. Nog maar een paar dagen te gaan tot Moederdag. Dit gaat leuk worden!
Die avond kan ik de slaap niet vatten. Het tasje met het rolletje Rang blijft maar rondspoken in mijn hoofd. Ik vind Rang ook heel lekker, maar kan er natuurlijk niet eentje nemen want dan is het rolletje aangebroken en daar kun je op Moederdag niet mee aankomen. Ik woel en ik draai. Ineens weet ik het. Als ik de snoepjes nou los in het tasje doe dan kan ik er best eentje nemen, want dat valt dan niet meer op. Zo doe ik het. De dagen tot Moederdag verzin ik steeds een excuus om een Rangetje te nemen tot er nog maar vijf over zijn. Vindt ze vast niet erg. Op Moederdag geef ik haar het tasje. Ze is er zo blij mee dat ze de ontbrekende Rangetjes niet echt mist. Ze moet er zelfs om lachen dat ze weg zijn.
Die avond trekt ze haar witte rok met rode strepen aan omdat ze uit gaat met mijn vader. Ze neemt mijn rode tasje ook mee. Het staat er perfect bij en maakt haar nog mooier dan ze al is.

vrijdag 20 juli 2012

Tante Bep




“Ah! Gatsie! Nee hè! Ze is links. Nou dat kan ik niet hoor. Dat moet jij maar doen, Bep!” Boven mijn hoofd ontspint zich een discussie tussen juf Marskamp en tante Bep over het feit dat ik links ben. Soms schrikken mensen daarvan. Soms worden ze zelfs boos. Omgekeerd schrik ik nooit van mensen die rechts zijn en ik word er ook nooit boos om. Ik ga ervan uit dat ze niet expres rechtshandig zijn. Ik ben ook maar per ongeluk links. Juf Marskamp is boos omdat ik links ben. Zo kan ze me natuurlijk nooit leren haken. Eigenlijk is juf Marskamp altijd boos, maar ik maak het nu wat erger door links te zijn. Tante Bep is geen echte juf, ze is mijn overbuurvrouw en ze is lief. Altijd. Juf Marskamp beent weg naar de andere kinderen die rechts zijn en makkelijk. Ik ben links en moeilijk, maar daardoor zit ik hier nu wel alleen met tante Bep. Toch mazzel.  “Nou meid”, zegt tante Bep “Ik weet het ook niet. Ik kan niet links haken. Weet je wat? Ik doe het maar gewoon voor met rechts en dan moet jij maar proberen om het met links na te doen. Zo doen we het en vanaf de eerste lus ben ik verkocht. Lossen worden een ketting, vasten worden een lapje. Hoe leuk kan dit nog worden? Binnen tien minuten heb ik het door en haak ik dat het een lieve lust is. Ik heb totaal geen oog meer voor mijn omgeving. Het is de haaknaald, het garen en ik. De rest bestaat niet meer. Als juf Marskamp zegt dat het tijd is om te stoppen wil ik dat niet. Toch doe ik wat ze zegt. Ze vindt me al vervelend genoeg.
Eenmaal thuis ga ik door met haken,ik  ga er helemaal in op en leer zoveel bij. Regelmatig ga ik met mijn haakwerkje naar tante Bep om iets te vragen of gewoon om het te laten zien. “Meid! Heb jij dat helemaal zelf gemaakt? Wat knap!” Het voelt goed om zo toegejuicht te worden. Mijn vader kan ook goed haken. Hij zou me makkelijk kunnen helpen, maar tante Bep juicht harder. Ik kies tante Bep en ga zo vaak mogelijk naar haar toe. “Ik vind het heel knap dat je dat kunt met je linkerhand”, zegt ze. Ik vind het zelf niet bijzonder knap dat ik dingen kan doen met mijn linkerhand. Het zijn vaak volwassenen die het moeilijk vinden. Ik vind het niet moeilijk om links te zijn en bovendien heeft het mij tot nu toe alleen maar voordeel opgeleverd.
Met dank aan tante Bep.

Soms, als je even de tijd neemt om een kind iets te leren, zoals tante Bep, kunnen er leuke dingen gebeuren. Mijn eerste haakboekje is verschenen in oktober 2012 :-)

vrijdag 30 december 2011

Tien kammen

"Staat die op mij te wachten?", vraag ik mijn tante. Ik wijs naar de beautycase van mijn oma. "Ja, ik heb alles gelaten zoals het was en er nog wat dingetjes in gedaan. Zelfs haar baardkrabber zit er nog in." Baardkrabber? Zou het daarom zijn dat ik mijn oma nooit met een baard heb gezien? Eenmaal thuis sta ik met een oranje microvezel doekje naast de beautycase. Eerst aai ik wat met het doekje aan de buitenkant, die niet echt vies is. Dan doe ik de beautycase open. Haar geur komt me tegemoet. De binnenkant is vies, al vind ik dat geen passend woord. De beautycase is gebruikt. Elke dag maakte ze zich op. "Het is maar een kleine moeite en je voelt je meteen veel beter". Haar stof zit in de beautycase en haar stof is niet vies. Alles van haar is lief. Ik wil het niet wegpoetsen, maar doe het toch. Alles haal ik eruit; haar make-up, haar crèmetjes en tien kammen. Tien kammen, oma? "Je weet maar nooit wat voor tijden er nog komen", zou ze gezegd hebben. Als er nog eens een wereldoorlog zou uitbreken dan had zij tenminste genoeg kammen. Je weet nooit hoe die nog van pas kunnen komen.
"Ach José, als ik dood ben huil er maar niet om hoor, want dan zie ik AL-LES!" Ze maakt een wijds gebaar met haar armen en kijkt erbij alsof dat een groot feest is. Ik geloof haar en ik gun het haar. Toch wil ik nu weer huilen als een douche, maar doe het niet. Ik ruim op. Haar spullen eruit en mijn spullen erin. Zo simpel zou het kunnen zijn. Zo simpel is het niet. Ik pak haar haarborstel met een kluwentje mooi wit haar er nog in. Een deel van mij wil zich voor altijd aan dat lieve kluwentje haar vastklampen en nooit meer loslaten. Ik doe wat van mijn spullen in de beautycase. Een gevoel van wanhoop trekt een spoor door mijn lichaam. "O nee, o nee, mijn spullen in haar beautycase. Dat is zo verkeerd..." Ik moet bijna overgeven en bedenk een compromis. Onze spullen passen samen in de beautycase. Ik doe een mislukte poging. Het past niet. Ik moet wat spullen laten gaan. In het aparte make-up doosje met spiegel zitten twee vakjes. In het ene doe ik mijn make-up en in het andere bewaar ik haar rouge, ogenschaduw en wenkbrauw potlood. Ook haar baardkrabber, een nagelvijl en sierkam bewaar ik. Zo moet het maar.
S nachts komen toch weer de tranen. Ik wil niet dat die beautycase bij mij staat. Ik wil dat hij bij haar is, met haar spullen erin. Ik wil dat zij erin rommelt en zich opmaakt. Toch ben ik ook blij met de beautycase. Hij zal me eraan herinneren goed voor mezelf te zorgen zoals zij dat deed. Ik wil zijn zoals zij.
Vanaf morgen zal ik degene zijn die erin rommelt. Vanaf morgen ben ik degene die zich elke dag zal opmaken, want zij ziet AL-LES!